ZAAIEN, VERSPENEN EN UITDUNNEN


Met zaaien start je het groeiseizoen. Het leuke is dat je al in januari/februari kunt zaaien. Dus als anderen denken dat het voorjaar pas begint als de terrassen weer zijn opgesteld, heb jij allang de lente in je hoofd.

Hoe en wanneer je zaait verschilt per plantgroep, maar voor alle planten gelden wat grondregels.

 

 

Algemeen

 

- Zaai in speciaal daarvoor bestemde zaai- en stekgrond, of in fijne compost.

 

- Zaai zaden ongeveer zo diep als ze zelf groot zijn.

 

- Markeer direct wat je zaait met steeklabels, je vergeet vlug wat waar staat.

 

- Zaai niet te dicht, bij het verspenen beschadig je gemakkelijk het wortelstelsel.

 

- Zaai wat extra, voor als niet alle zaden ontkiemen.

 

- Zaai peen en wortels altijd ter plekke in de volle grond. Ze kunnen er niet tegen om verplaatst te worden.

 

- Niet alleen de temperatuur is belangrijk, ook de hoeveelheid licht (veel) en zon (weinig).

 

- Bij het afgedekte zaaibak verwijder je het deksel als de eerste plantjes gaan kiemen.

 

- Hybride zaden (met de vermelding F1 achter de naam) zijn niet zaadvast. Je kunt dus geen zaad van de plant verzamelen om er verder mee te kweken.

 

 

 

Binnen zaaien

 

- Vul potten en zaaitrays met speciaal daarvoor bestemde zaaigrond of met fijne compost en druk licht aan. Dat gaat gemakkelijk door trays van dezelfde maat te gebruiken. Zet de ene op de andere en druk gelijkmatig aan.

 

- Maak de aarde vochtig, maar niet drijfnat.

 

- Maak met de achterkant van een satéprikker één of meer kleine gaatjes in de aarde.

 

- Laat in elk gaatje een zaadje vallen en dek licht toe.

 

- Zaai courgette- en pompoenzaden altijd op hun kant, dat voorkomt rotting.

 

- Zaai maïs 1 zaadje per module en zaai oppervlakkig voor betere ontkieming.

 

- Zaai binnenshuis in een verwarmde kamer en zorg dat de temperatuur gelijkmatig is.

 

- Dek vooral zaden die veel warmte nodig hebben (tomaten, paprika's, aubergines e.d.) af met een plastic deksel of folie.

 

- Til het deksel er één keer per dag af om de boel te luchten.

 

- Haal het deksel er af zodra de eerste kiemplantjes verschijnen.

 

- Houd de aarde vochtig maar zeker niet drijfnat.

- Draai zaaibakken regelmatig als de plantjes groeien. Ze buigen naar het licht.


Buiten zaaien, zaaien in de volle grond

 

- Heb je veel onkruid op het zaaibed, maak dan een paar weken van te voren de grond zaaiklaar en geef water. Een deel van het onkruid zal dan ontkiemen en dat kun je weghalen voor je de groenten zaait.

 

- Maak de grond zaaiklaar door de compost en/of mest van de afgelopen winter in de aarde te werken. Maak grote kluiten aarde klein, de bovenste laag aarde moet mooi fijn van structuur zijn.

Zeker lichte grond hoef je niet elk jaar om te spitten. Je haalt er namelijk ook onkruidzaden mee naar boven. Als je regelmatig mest en compost geeft zorgen de dieren in de bodem voor een goede structuur.

 

- Hark de grond licht zodat de bovenste laag zo fijn mogelijk is.

 

- Geef een dag van te voren flink water.

 

- Druk de grond licht aan met een plank o.i.d.

 

- Zaai bij voorkeur als het licht bewolkt is, liever niet als de volle zon op het zaaibed staat.

- Span met een touwtje een rechte lijn of leg een stok dwars op het zaaibed. Als je op rechte lijnen zaait weet je precies wat onkruid is en wat niet.

- Maak met een stok of een schepje een zaaigeul. Kijk op de verpakking voor de juiste zaaidieptes.

- Pak het zaad tussen je duim en wijsvinger en strooi het zo gelijkmatig mogelijk in de geul.

- Heel fijn zaad kun je vermengen met wat zand.

- Dek af met fijne grond. Dat gaat goed met de zijkant van je hand.

- Als de grond van te voren goed nat is gemaakt hoef je nu geen water te geven.

- Hou de vochtigheid van de grond goed in de gaten.

- Als je breedwerpig zaait, bijvoorbeeld voor radijs en pluksla, maak je een geul van zo'n 20 cm breed.

- Strooi slakkenkorrels of hou op een andere manier de slakkenpopulatie weg. Ze zijn dol op jonge plantjes.


Tussen zaaien

Tussen zaaien kun je om een aantal redenen doen. Sommige planten kiemen heel langzaam en andere snel. Door snelle kiemers als radijs naast trage als selderij te zetten weet je waar je voorzichtig moet zijn met schoffelen.
Ook kun je snelle kiemers tussen de trage zetten om je tuin optimaal te benutten. In de dertig dagen dat pastinaak er over doet om te kiemen is je sla al een eind en je tuinkers alweer geoogst.

 


Verspenen


Als de plantjes wat groter worden ga je ze verspenen. Dat betekent dat je ze in een iets grotere pot zet of op een andere plek in de tuin. Het worden daardoor steviger planten met een beter wortelstelsel. Zorg dat ze voldoende ruimte en voedingsstoffen hebben om verder te groeien.

 

- Verspeen de plantjes als zich behalve de twee kiemblaadjes ook een paar echte blaadjes hebben gevormd.

 

- Pak plantjes altijd vast bij de kiemblaadjes, die kunnen het hebben.

 

- Maak bij elkaar in een bak gezaaide plantjes (zoals basilicum) met een stokje voorzichtig van elkaar los.

 

- Schep in zaaimodules gezaaide plantjes in één keer met een theelepel uit de bakjes.

 

- Vul potjes met potgrond en maak in het midden een gat. Laat het plantje erin zakken en druk voorzichtig de aarde aan.

 

- Plant de plantjes wat dieper dan ze stonden, maar hou de kiemblaadjes altijd boven de grond.

 

- Geef de verspeende plantjes water zodat er geen luchtbellen in de aarde achterblijven. Zet ze op een lichte plek.

 

 

Uitdunnen


Sommige groenten moeten ter plekke worden gezaaid. Worteltjes bijvoorbeeld kunnen er absoluut niet tegen om verpoot te worden. De geur die dan vrij komt trekt namelijk het wortelvliegje aan.

Ook andere planten worden als het seizoen vordert ter plekke gezaaid. Radijs bijvoorbeeld, en sla, en snijbiet en kruiden.

 

- Dun de plantjes uit als behalve de kiemblaadjes het echte blad is verschenen.

 

- Trek de zwakkere of overtollige plantjes uit de rij, of beter, knijp de steeltjes tussen de nagels van je wijsvinger en duim kapot. Zo laat je het wortelstel van de omringende plantjes met rust. Gooi de blaadjes niet weg maar gebruik ze in de keuken. Het meeste blad is heerlijk mals en jong.

 

- Voer uitgedunde wortelplantjes direct af van het zaaibed en gooi ze weg of eet ze op.

 

- Zorg dat je een evenwichtig rijtje plantjes overhoudt.

 

- Als je wilt kun je later nog een keer uitdunnen en blad oogsten.

 


Uitplanten

 

- Maak het pootbed eerst helemaal klaar en begin dan met uitplanten.

 

- Plant uit bij bewolkt, niet te heet en niet te koud weer. Je planten lopen er een achterstand van op.

 

- Laat planten en wortels niet uitdrogen tijdens het werk. En vergis je niet, dat gaat heel snel. Leg ze in de schaduw of dek ze af met een krant.

 

-  Zorg dat de grond van de potten zowel als die van het pootbed vochtig is, maar niet doorweekt.

 

- Loop en sta niet of zo weinig mogelijk op het plantbed.

 

- Wees behoedzaam met de plantjes, ze zijn nog redelijk kwetsbaar.

 

- Zorg dat de kiemblaadjes boven de grond blijven, behalve bij kolen. Die moeten heel stevig worden geplant.

 

- Plant alleen de sterkste exemplaren uit.

 

- Hou goed rekening met de onderlinge plantafstand. Kijk op de verpakking van het zaad en bij de beschrijving van de verschillende plantgroepen.

 

- Span een touwtje als je het belangrijk vindt om netjes op rij te planten.

 

- Druk de aarde ronde de plantjes goed aan. Vooral bij kolen, die moeten zo stevig staan dat er nauwelijks beweging in zit als je aan een blad trekt.

 

- Geef water.

 

- Let op slakken!